Strijd tegen internationale BTW-fraude heeft vanaf 1 januari grote gevolgen voor bedrijven

From: May 12, 2020

13-11-2019

Jaarlijks zou zo’n € 50 miljard btw niet in de schatkisten van de EU-lidstaten terecht komen als gevolg van fraude. Een doorn in het oog van de Europese Commissie, de minister van Financiën en zijn Europese collega’s. Het btw-stelsel wordt daarom fraudebestendiger gemaakt. Per 1 januari 2020 worden daarvoor aanpassingen in de wetgeving doorgevoerd en die kunnen grote consequenties hebben.

Waar een internationaal opererende ondernemer mee wordt geconfronteerd, is de extra eis aan het toepassen van het 0%-tarief voor leveringen van goederen aan buitenlandse ondernemers. Als de buitenlandse klanten die goederen ophalen is de zogenaamde afhaalverklaring waardeloos geworden. 

Extra eis voor toepassing 0%-tarief
Als een ondernemer goederen verkoopt aan buitenlandse ondernemers en daarbij geen btw in rekening brengt, is het - kort gezegd - voldoende om te weten dat de afnemer een ondernemer is en dat de goederen Nederland verlaten. Dat eerste is een kwestie van aanvoelen. Zo heeft de belastingrechter het voldoende aannemelijk geacht dat de Britse afnemer een ondernemer was, simpelweg vanwege het feit de verkooptransactie niet 1 fles frisdrank maar een vrachtauto vol frisdrank betrof. Begrijpelijk, want welke particulier zou ineens zoveel frisdrank kopen? 

Per 1 januari 2020 gaat als extra eis gelden dat een ondernemer op het moment van de transactie (!) de beschikking moet hebben over een geldig btw-nummer van zijn buitenlandse afnemer. Dat nummer heeft de ondernemer meestal al wel, maar deze moet ook zeker weten dat het een geldig nummer is. Dat kan hij of zij (laten) controleren in het VIES-systeem van de Europese belastingdiensten. 

Nu het beschikken over een geldig btw-nummer van de buitenlandse afnemer als harde eis wordt gesteld voor de toepassing van het 0%-tarief, adviseren wij de ondernemer om de geldigheid zoveel mogelijk te controleren en het bewijs daarvan (een screenprint met daarop de geldigheid én datum van controle) zorgvuldig in de administratie te bewaren. Eigenlijk bij iedere qua omzet niet verwaarloosbare verkoopfactuur. Anders loopt de ondernemer het risico dat deze achteraf alsnog 21% (of 9%) Nederlandse btw mag afdragen over die internationale omzet en deze die last niet meer kunt verhalen op uw buitenlandse afnemer. 

De afhaalverklaring verdwijnt!?
Zoals hierboven al geschreven, is het voor de toepassing van het 0%-tarief op verkopen aan buitenlandse ondernemers ook noodzakelijk dat de goederen daadwerkelijk Nederland verlaten. Dat aan die eis wordt voldaan weet de ondernemer als  de goederen zelf naar afnemer in bijvoorbeeld Duitsland brengt. Idem als de ondernemer een vervoersbedrijf de goederen naar bijvoorbeeld Griekenland laat transporteren en deze de juist afgetekende CMR terug ontvangt. Maar hoe bewijst de ondernemer dit als zijn of haar buitenlandse klant de goederen zelf bij hem of haar ophaalt?

Voor de laatste situatie heeft de staatssecretaris van Financiën de ondernemer in het verleden een helpende hand geboden. Namelijk in de vorm van de wel bekende afhaalverklaring. Onlangs schreef die staatssecretaris echter bij een wetsvoorstel: ‘De afhaalverklaring zoals genoemd in Mededeling 38 is thans onderdeel van de bestaande praktijk voor het aantonen van het tarief van nihil, maar kan in de nieuwe regeling niet met succes worden ingeroepen voor het bewijsvermoeden’. In beter begrijpelijk Nederlands zegt hij dat de afhaalverklaring binnenkort geen waarde meer heeft en daarom waarschijnlijk zal verdwijnen. 

Het verdwijnen van die afhaalverklaring betekent voor de ondernemer ook weer het risico op een btw-naheffing. Dat risico kan de ondernemer echter op eenvoudige wijze beperken: geen afhaaltransacties meer toestaan bij verkooporders boven een bepaald factuurbedrag. Speel op safe en laat de goederen in dergelijke gevallen maar vervoeren door een erkend transportbedrijf en dat vervoer niet door de afnemer te laten regelen maar zelf te doen.

Bron: Flynth